3e pijler: De Regel van St. Augustinus

034 bij tekst 014

H. Augustinus. Oudste afbeelding van de H. Augustinus, daterend uit de 6e eeuw. Het origineel bevindt zich in het Lateraan te Rome

DE REGEL VAN AUGUSTINUS ALS LEIDRAAD

Een derde pijler van de spiritualiteit is de Augustijnse spiritualiteit uitgedrukt in de Regel van Augustinus die door de Kanonikale Orde van het H. Graf vanaf 1114 wordt gevolgd.

Aurelius Augustinus (Latijn: Aurelius Augustinus Hipponensis), ook wel Augustinus van Hippo genoemd, (Thagaste, 13 november 354 – Hippo, 28 augustus 430) was bisschop van Hippo, theoloog, filosoof en kerkvader.

Augustinus was goed bekend met het leven in gemeenschap.

Na zijn doopsel door Ambrosius in Milaan leerde Augustinus het monnikenleven in Italië kennen. In 388 stierf zijn moeder Monica en Augustinus keerde naar zijn vaderstad Thagaste terug en begon daar in zijn vaderlijk huis een kloosterleven te leiden met enkele metgezellen. Na zijn priesterwijding in 391 kreeg hij van de bisschop van Hippo, Valerius, een huis met tuin. In dit huis stichtte hij een klooster voor lekenbroeders. Bisschop geworden in 396, verliet hij dit klooster en vestigde in zijn bisschoppelijke residentie een monasterium waar hij met zijn clerus een gemeenschappelijk leven ging leiden. Possidius, de biograaf van Augustinus, noemt dit al “vivere secundum modus et regulam sub sanctis apostolis constitutuam, maxime ut nemo quidquam proprium in illa societate haberet, sed eis essent omnia communia” (Patrologia Latina, tomus 32, col.37) . (“leven volgens de wijze en de regel door de apostelen vastgesteld, en wel zo dat er niemand in die gemeenschap was die iets in eigendom had, maar alles was voor hen gemeenschappelijk”)

In de Regel die Augustinus rond 397 schreef legde hij zijn ervaringen met het leven in gemeenschap van de voorafgaande jaren vast en stelde een evenwichtige levensregel vast voor zijn broeders met wie hij leefde.

De Regel is beknopt. Alleen de grote essentiële beginselen van het leven in gemeenschap komen aan de orde, waarbij Augustinus zich vooral liet inspireren door teksten uit het Nieuwe en Oude Testament.

Bijzonder dierbaar waren voor Augustinus de woorden uit de Handelingen van de Apostelen: “De grote groep gelovigen was één van hart en ziel en er was niemand die iets van zijn bezittingen zijn eigendom noemde; integendeel, alles stond ter beschikking van de gemeenschap” (Hand 4,32).

Augustinus geeft richtlijnen hoe men in een gemeenschap in liefde tot God en de evennaasten volgens het Evangelie in vrijheid kan leven. “De normen zijn dus geen doel op zich en vormen evenmin een graadmeter om de eigen volmaaktheid te toetsen. Zij staan ten dienste van de groei van ieder afzonderlijk naar een volmaakte omgang met elkaar die zich niet beperkt tot disciplina, maar uitmondt in concordia” (P.van Geest, Integriteit als weg naar God, KTU Utrecht, 2002, p.22-23). In het laatste hoofdstuk van de Regel (VIII) schrijft Augustinus: “1. De Heer geve dat u, gegrepen door het verlangen naar geestelijke schoonheid (Sir. 44,6), dit alles met liefde onderhoudt. Leef zo dat u door uw leven de levenwekkende goede geur van Christus verspreidt (2 Kor. 2,15-16). Ga niet als slaven gebukt onder de wet, maar leef als vrije mensen onder de genade (vgl. Rom. 6,14-22).”

Kenmerkend voor het gedachtegoed van Augustinus is de bron van liefde tot God, het geloof van Gods tegenwoordigheid in de ziel en het bewust leven in Gods tegenwoordigheid. In alle aspecten van het leven zoals bij het gebed, het werken en het omgaan met de naasten zien wij deze kenmerken terug.

Enkele belangrijke aspecten uit de Regel:

Eensgezindheid

034-a bij tekst 014Allereerst moet u eensgezind tezamen wonen (Ps. 68/67,7), één van ziel en één van hart (Hand. 4,32) op weg naar God. Want is dat juist niet de reden waarom u samen bent gaan leven? (R.A, I,2)

Acceptatie van onderlinge verschillen

Het gemeenschappelijke leven vereist van de zusters de bereidheid onderlinge verschillen van elkaar te accepteren.

Nederigheid

Het monastieke leven is geen prestatie, maar het resultaat van de genade. Niemand mag zichzelf verheffen: niet vanwege een vroegere hogere sociale status, maar ook niet omdat men in het klooster een betere levensstandaard kreeg dan voorheen.

Gemeenschappelijke belang

Het gemeenschappelijke belang moet boven het eigen belang gesteld worden. Dit ideaal wordt geassocieerd met een gemeenschap van goederen die zich uitstrekt tot alle gebieden van het leven.

Vergeving

Het gemeenschappelijk leven is onmogelijk zonder een oprechte houding van vergeving. In Augustinus’ visie is vergiffenis een belangrijke maatstaf voor het gemeenschappelijk leven.” Wie echter nooit vergiffenis wil vragen, of het niet van harte doet (Mat. 18,35), hoort niet thuis in een klooster, ook al wordt hij niet weggezonden” (RA, VI,2).

Broederlijke vermaning

De broederlijke vermaning wordt beschouwd als een effectief middel om de onderlinge verhoudingen gezond te maken. Wie een medezuster een fout ziet begaan en haar niet waarschuwt, wordt vergeleken met een arts die behandeling weigert aan een dodelijke gewonde patiënt (Cf RA, IV,8).

Gezag dragen: leiden en luisteren

De gezagsdragers hebben een dubbele opdracht betreffende de gehoorzaamheid. Enerzijds moeten zij als overste gehoorzaamheid eisen van hun ondergeschikten, anderzijds is het de plicht van de overste in haar beslissingen te luisteren naar de stem van God en de zusters.

Zo is volgens Sint Augustinus de Regel als een spiegel, die de zusters de kans geeft om hun eigen leven erin te beschouwen en aan te passen aan de heilzame geboden.

Geraadpleegde literatuur naast de reeds in bovenstaande tekst vermelde bronnen

Frits van der Meer, Augustinus de zielzorger, (Utrecht/Brussel 1947)

Sancti Augustini vita Scripta a Possidio Episcopo, Patrologia Latina tomus 32,col 37