Geschiedenis van de Reguliere H. Graforde in vogelvlucht

De Orde der Reguliere Kanunnikessen van het H. Graf onderscheidt zich door haar grote betrokkenheid bij het H. Graf des Heren in de Verrijzenisbasiliek te Jeruzalem, waarmee zij zich door historische en spirituele banden nauw verbonden weet.

017 bij tekst 006

016 bij tekst 006

H. Graf in de rotonde van de H. Grafkerk in Jeruzalem De spiritualiteit van de H. Graforde is gebaseerd op het Lege Graf, welke centraal staat in ons geloof. Voor Zijn tweede en verrezen leven, moest de Heer geboren worden in een nieuw graf, “waarin nog nooit iemand gelegen had.”

Orde van de Reguliere Kanunniken van het Heilig Graf

De kanunnikessen zijn namelijk de geestelijke erfgenamen van het Latijnse Kanunniken-Kapittel dat in 1099, na de inneming van Jeruzalem door Godfried van Bouillon ten tijde van de Eerste Kruistocht, de bediening van de H. Grafkerk kreeg toegewezen om er de liturgische plechtigheden te verzorgen: de H. Eucharistie te vieren en als bijzondere opdracht de Getijden te zingen volgens de Latijnse ritus. Dit Kapittel nam in 1114, onder invloed van de kerkelijke hernieuwingsbeweging, bekend als Gregoriaanse her-vorming, de Regel van de H. Augustinus aan, om voortaan als kloostergemeenschap in gemeen-schap van goederen te gaan leven. De kanunniken van dit kapittel stippelden hun leefregel verder uit volgens eigen Constituties. In 1122 werd de Sepulcrijner orde door Paus Callixtus II erkend als Orde van de Reguliere Kanunniken van het Heilig Graf te Jeruzalem. De kanunniken herstelden de bouwvallige kerk van het H. Graf en droegen zorg voor het bewaren van de H. Plaatsen in het H. Land. Ook onderrichtten zij kinderen in godsdienstige en liturgische gebruiken, namen pelgrims op, stonden de armen bij en onderwezen hen in de waarheden van het geloof.

018 bij tekst 006

De Heilig-Graforde verbreidde zich eerst in het Heilig Land, vervolgens over West- en Midden-Europa. Zij had mannenkloosters in Italië en Spanje, in Duitsland, Frankrijk en Engeland, in Polen en in de Nederlanden.

Heel lang kon de Orde zich rond het Heilig Graf niet in vrede ontplooien. Voortdurend moesten de kruisvaarders zich verdedigen tegen de aanvallen van de Muzelmannen.

Uiteindelijk moesten zij zich in 1244 definitief uit Jeruzalem terugtrekken en zich vestigen in Akko, het laatste bolwerk van de Christenen in Palestina. In 1291 viel Akko en het Heilig Grafkapittel vertrok naar de Sint-Lucaspriorij in Perugia. Deze Priorij werd de hoofdzetel van de Orde.

 

 

Kanunnikessen van het Heilig Graf

019 bij tekst 006

Glas-in-loodraam H.Helena, keizerin (Sa Helena Imperatrix) in de basiliek van de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus te Sint Odiliënberg door Joep Nicolas. Tussen 1954 en 1960. Rechts de H.Grafkerk van Jeruzalem, links de H.Kruisbasiliek te Rome. De H.Helena draagt de ordeskleding van de Kanunnikessen van het H.Graf, verwijzing naar de communiteit van priorij Thabor op de Kerkberg.

In de oudste charters van de Orde te Jeruzalem is reeds uitdrukkelijk vermeld dat de prior “sorores” kon aannemen. Waarschijnlijk leefden zij in dubbelkloosters. De zusters  leefden daar in afhankelijkheid van het mannenklooster en op hun grondgebied, ofwel in groep ofwel in kluizen, maar zeker gescheiden van de mannen. In 1291 waren deze kloosters in het Heilig Land verdwenen.
De vrouwelijke tak van de Orde van het Heilig Graf verspreidde zich vanuit het Heilig Land in Spanje, waar het oudst gekende vrouwenklooster tot stand kwam in 1276 in Zaragossa, waar tot op heden zusters Kanunnikessen van het H. Graf leven.

De stichting der vrouwenkloosters in Duitsland en andere landen van Midden- en Zuid-Europa vond later plaats.

Het is niet bekend of er zelfstandige vrouwenkloosters in de Germaanse provincie (dat wil zeggen van Duitsland en de Nederlanden) bestonden vóór de bekrachtiging door Frederik III van de schenking op 18 juni in 1442 van de kerkberg te Sint-Odiliënberg door het H. Geestkapittel van Roermond aan de Proosdij te Denkendorf van de Orde van het H. Graf om er een vrouwenklooster van dezelfde orde op te richten.

Een eerste stichting te Sint-Odiliënberg werd in 1443 ondernomen en bleef tot circa 1460 bestaan.

Een tweede stichting vanuit Sint-Odiliënberg bleek succesvoller te zijn. Enkele jaren na het vertrek van de eerste zuster-communiteit begon Jan van Abroek daar op de kerkberg met de stichting van een priorij voor de Kanunniken van het Heilig Graf. In 1471 werd hij prior.

In 1480 stichtte hij met steun van zijn zus Meynt van Abroek het tweede vrouwenklooster van het Heilig Graf in Germanië en de Nederlanden.

Het ligt voor de hand dat Meynt van Abroek samen met twee andere zusters van het Roermondse klooster van de Faliezusters het noviciaat in Sint Odiliënberg deden. Op 8 oktober 1480 legden zij daar hun professie af, om de volgende dag al per huifkar naar het nieuwe klooster in Kinrooi af te reizen. Zo is Sint Odiliënberg letterlijk de bakermat van het klooster te Kinrooi en daarmede ook van alle nog bestaande Heilig Grafpriorijen, met uitzondering van de priorij in Zaragossa. Zie de stamboom van de vrouwenkloosters van het H. Graf.

De Nedergermaanse Provincie

In 1485 werd Jan van Abroek benoemd tot provinciaal van de Orde van het Heilig Graf in Neder-Germanië. Een jaar later werd deze benoeming door de paus bekrachtigd. Sint-Odiliënberg werd daardoor het centrum van deze provincie. Sedertdien kwam hier jaarlijks het provinciaal kapittel van de orde bijeen. Verschillende vrouwen- en mannenkloosters zijn in de jaren daarna van hieruit gesticht. De Heilig Graforde kreeg onder Jan van Abroek een weliswaar korte, maar niettemin krachtige impuls. Jan van Abroek overleed op 6 april 1510 in het H.Grafklooster te Hoogcruts, en werd als prior en provinciaal opgevolgd door Hiëronymus van Brogel (1510-1540). In deze dertig jaar behartigde hij de instandhouding en de vooruitgang van de orde krachtig.


De Priorij te Sint-Odiliënberg bleef bestaan tot 1639. Een aantal priorijen van de Heilig Graforde doorstond de godsdienstoorlogen van het einde van de 16e en 17e eeuw niet. De Franse Revolutie betekende uiteindelijk het einde voor de mannelijke tak en grotendeels ook voor de vrouwelijke tak in West-Europa.

Enkele zusters van verschillende priorijen konden zich na de revolutie hergroeperen, zodat de vrouwelijke tak van de Heilig Graforde tot op heden bestaat.