Paastijd

048 bij tekst 024

 

Vreugde en Licht zijn wezenlijk voor de Paastijd. In de Paaswake ziet de Kerk uit naar de Verrijzenis van de Heer en viert zij de sacramenten; in de onverlichte Kerk wordt het Licht van de Paas­kaars ontstoken en de Paasjubelzang (Exsultet) gezongen, terwijl de gelovigen staan met een kaars in de hand; zij delen letterlijk in het licht en worden daardoor verlicht. Vervolgens wordt in een groot aantal schriftlezingen onder meer over de doortocht door de Rode Zee, het Paasmysterie geduid; voor de Evangelielezing klinken voor het eerst sinds Aswoensdag onder klokgelui het Gloria en het Alleluia. Zo mogelijk is er ook een Doopviering en in ieder geval hernieuwen de gelovigen hun doopbeloften. Daarna wordt de Eucharistie gevierd.

De Vreugde van Pasen wordt vijftig dagen lang vreugdevol ge­vierd; de liturgische kleur is wit. De Paaskaars brandt bij iedere eucharistieviering als teken van die vreugde: “de vijftig dagen vanaf Verrijzeniszondag tot Pinksteren moeten in vreugde en gejubel gevierd worden als een enkele feestdag, ja als de Grote Dag des Heren”; wij vieren geen zondagen na Pasen, maar zondagen van Pasen.

In de liturgie klinkt veelvuldig de vreugderoep “Alleluia”, teksten van gebeden en lezingen zijn toegespitst op de eenheid van lijden, dood, verrijzenis en verheerlijking van Christus. Op de Veertigste dag na Pasen wordt de Hemelvaart des Heren gevierd en de Paastijd wordt afgesloten met het feest van Pinksteren: de komst van de Heilige Geest over de apostelen om de vreugde en de waarheid van Christus aan de wereld te verkondigen, zoals dat ook onze opdracht is