4e pijler: Thaborspiritualiteit

035 bij tekst 015

THABORSPIRITUALITEIT

De vierde pijler waarop onze spiritualiteit steunt is de Thaborspiritualiteit

“In lumine tuo” – In uw licht – staat er op het zegel van de priorij Thabor. 037 bij tekst 015 stempelHet zijn de beginwoorden van de tweede helft van vers 10 uit psalm 35 dat voluit luidt: “et in lumine tuo videbimus lumen” – “en in uw licht zullen wij het licht zien”. Dit is een goede levensopgave voor ieder die op een Thaborberg woont maar ook een getuigenis van hen die met de ogen van het geloof het Licht van God reeds hebben gezien en verlangen dat te blijven zien.

Op de berg – volgens een sterke traditie de Thaborberg in Palestina – viel het de drie belangrijkste apostelen Petrus, Johannes en Jakobus ten deel Christus als Zoon van God in al zijn heerlijkheid te mogen aanschouwen. Bergen zijn bij uitstek de plaatsen om God te ontmoeten. Op een berg kan afstand worden genomen van de alledaagse werkelijkheid. De lucht is zuiver en het zicht over Gods vrije natuur, zijn Schepping is ver en onbelemmerd. Op de berg Thabor brak door de menselijke gestalte van Jezus op aarde even de glans van zijn Goddelijkheid door. De waarheid dat Jezus Christus de Zoon van God is, wordt bekrachtigd door het woord van de Vader tegelijk met de oproep naar zijn Zoon te luisteren. Ook zien de apostelen dat Jezus zich onderhoudt met Mozes en Elia en zij horen dat het over zijn komende dood gaat in Jeruzalem. Het gesprek gaat over het kruis. Deze uitzonderlijke gebeurtenis van de Transfiguratie van Jezus – de Gedaanteverandering – wordt vermeld door Mattheus 17,1-9, door Marcus 9,2-9 en Lucas 9,28-36 in hun Evangelie terwijl de vierde vindplaats de Tweede Brief van Petrus is: 2 Petrus 1,10-21. Lucas vermeldt het bijzondere detail dat Jezus de berg opging om te bidden: “Terwijl Hij aan het bidden was, veranderde Hij van uiterlijk en werden zijn kleren stralend wit” (Lc 9,29). “De Gedaanteverandering is bidden. Het wordt zichtbaar wat er gebeurt als Jezus met de Vader spreekt: Hij wordt zozeer innerlijk één met de Vader dat Jezus zelf licht van het licht wordt”.1 De apostelen zijn diep onder de indruk en door vrees en ontzag overrompeld; niettemin weet Petrus uit te brengen dat “het goed is hier te zijn” (Mc 9,5). De apostelen horen op de berg Thabor de stem van God: ‘Dit is mijn Zoon, mijn welbeminde, in wie Ik vreugde vind. Luister naar Hem”.

transfiguratieHet verlangen Christus met onverhuld gelaat te mogen aanschouwen drukt de liturgie van het feest van de Gedaanteverandering in het intredelied met de woorden van Psalm 26,8-9 als volgt uit: “Naar U gaat mijn hart uit: U wil ik zien; uw gelaat, Heer, wil ik aanschouwen” en de liturgie preciseert dit nog iets nader met een tekst uit het Boek der Wijsheid (7,26) in het Alleluiagezang: “Hij is de afglans van het eeuwig licht, de spiegel zonder smet en het beeld van zijn goedheid”.

Ook “ons allen is het gegeven met onverhuld gelaat de glorie van de Heer aanschouwen en zo herschapen te worden tot steeds heerlijker gelijkenis met Hem, want het is de Geest van de Heer die dit bewerkt” zegt de H. Paulus in 2 Kor 3,18. Daarnaast dragen wij altijd het sterven van Jezus in ons lichaam mee en moet zijn leven in ons lichaam steeds opnieuw openbaar worden (Cf 2 Kor 4,10).

Het Thabormysterie en het Paasmysterie horen bij elkaar. De volheid van Jezus’ geheim is door lijden de heerlijkheid binnengaan (cf Lc 24,26v); Jezus gekruisigd én verheerlijkt is Gods kracht en Gods wijsheid (cf 1 Kor 23v).

Het Thabormysterie als een vooruitlopen op de verheerlijking van Jezus na zijn lijden en dood aan het kruis is voor hen die Christus van meer nabij willen navolgen een sterkende kracht om in het dagelijks leven met al zijn wederwaardigheden het kruis te aanvaarden dat aan niemand voorbij gaat.

Wie met Jezus de berg op wil – Quis ascendet in montem Domini ? Dit is: Wie mag de berg van de Heer bestijgen? (Psalm 24,3) – moet ervan doordrongen zijn, dat hij met Jezus ook bergafwaarts moet. Met Jezus als gids mogen wij de berg van het licht beklimmen om even de glorierijke gedaante van Jezus te aanschouwen, een genadevolle glimp te ontwaren van zijn lichtend gelaat, als voorproef van de heerlijkheid die ons te wachten staat. Maar dit bovenaardse visioen op de top van de berg is maar van korte duur en bedoeld om ieder van ons de moed te geven weer met Jezus alleen af te dalen en ons dagelijkse bestaan door te brengen met een levenslang luisteren naar zijn woorden. Voor een leerling van Jezus is niet het zien het belangrijkst; van grotere waarde dan het schouwen is voor Christus’ volgelingen op aarde het gelovig aanhoren van wat hij als Zoon van God te zeggen heeft, namelijk dat de Mensenzoon door lijden en kruis moet komen tot de heerlijkheid van de verrijzenis. Men kan met recht en reden spreken van een Thabor-spiritualiteit, die in navolging van de kerkvaders ons leert dat het pas dan tot een ontmoeting met God komt wanneer ‘Jezus alleen’, dat wil zeggen zonder hemelse glorie en ontdaan van lichtwitte kleren, ons aanspreekt en inwijdt in het geheim van zijn leven. Bisschop Augustinus vermaant Petrus als volgt: ”Petrus, vergeet de andere negen niet die nog aan de voet van de berg staan. Het is niet jouw taak om hutten op te zetten op de berg, maar om de kerk te bouwen op aarde. Zoek niet wat in jouw belang is, maar daal met Jezus af, om te dienen en de lijdensweg te gaan naar het kruis.” (Sermo 78). In zijn tweede brief geeft Petrus een hooggestemd verslag van wat hem op de berg ten deel gevallen is: “Wij hebben met eigen ogen zijn grootheid gezien. Want hij ontving van God, de Vader, eer en luister, toen de stem van de majesteitelijke luister tegen hem zei: Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde. Die stem hebben wij zelf uit de hemel horen klinken toen wij met hem op de heilige berg waren” (2 Petrus 1,16-18). Maar in dezelfde brief getuigt hij ook: ”Ik weet dat mijn tent binnenkort zal worden afgebroken – dat heeft onze Heer Jezus mij te kennen gegeven” (1,14). Zo heeft Petrus zelf moeten ervaren wat het is om met Jezus de berg op te gaan maar ook om die weer met hem af te dalen.

Als religieuzen wordt ons in de H. Communie, het onderpand van de eeuwige heerlijkheid, de genade aangereikt om ons steeds opnieuw te laten ‘transfigureren’: dagelijks de oude mens af te kunnen leggen en ons te bekleden met de nieuwe mens die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid (Cf Ef 4,24)2. Als religieuzen op de Berg Thabor proberen wij volgens de oproep van Gods stem op de Berg Thabor in het Heilig Land steeds opnieuw goed te luisteren naar de woorden van Jezus, de welbeminde Zoon van God en zo “in zijn Licht het Licht te zien”.

De berg Thabor in het Heilig Land en de kerkberg aan de Roer

In 1965/1966 werd de autonome priorij op de Kerkberg in Sint Odiliënberg officieel krachtens besluit van de Heilige Stoel naar de berg Thabor in het Heilig Land werd vernoemd. Daarvóór was de verwijzing naar de berg Thabor echter al eeuwenlang ingebed in de plaatselijke traditie. Op de heilige Berg Thabor voltrok zich de Transfiguratie (de Gedaanteverandering) en aanschouwden de apostelen Petrus, Johannes en Jacobus hoe Jezus veranderde in een hemelse gestalte en vergezeld werd door de profeten Mozes en Elia (Matt. 17, 1-9 en parallelplaatsen).

De ligging van de Sint Petrusberg – eenzaam oprijzend in een glooiend landschap – en de daar millennialange aanwezige sacrale cultus, onttrokken aan het wereldse bedrijf en dus geschikt voor contemplatie, riepen welhaast als vanzelf een identificatie met de heilige berg Thabor in Palestina op.

Een vondst bij de opgravingen in 1878 op de Kerkberg3 in de aanloop naar de kerkrestauratie 1880-1886 bevestigt deze traditionele identificatie van de Kerkberg met de berg Thabor. Men ontdekte twee reliëfs in Romaanse stijl van kolenzandsteen4 met de figuren en de namen van de apostelen Joannes en Jacobus. Deze apostelen waren met de apostel Petrus – de oude kerkpatroon van Sint Odiliënberg tot 1686 – aanwezig bij de Gedaanteverandering van Christus op de berg Thabor.

036 bij tekst 015

Twee reliëfs in Romaanse stijl van kolenzandsteen met de figuren en de namen van de apostelen Joannes en Jacobus.

Van de hoofdfiguur van deze groep, de apostel Petrus, werd geen reliëf aange-troffen. Mogelijk had zijn beeld als patronus ecclesiæ een meer centrale plaats in het interieur, bijvoorbeeld op het aan de H. Petrus toegewijde hoofdaltaar. Ge-dateerd begin 12e eeuw en kunsthistorisch verwant met producten5 uit de Maastricht -Luikse school waren deze twee reliëfs blijkbaar bij de kerkrestauratie van 1680-1686 niet meer in de toen door pastoor W. Basel ge-restaureerde kerk opgeno-men: vermoedelijk zijn de reliëfs relicten van de in de loop van de 12e eeuw gebouwde Romaanse kerk. Hoe deze waardevolle reliëfs in de grond terecht zijn gekomen, is niet bekend en vraagt nader onderzoek.

De Akense beeldhouwer W.Pohl vervaardigde tijdens de restauratie van 1880-1898, in opdracht van pastoor M. Willemsen (1878-1904), replica’s van deze reliëfs en bovendien in dezelfde stijl vier nieuwe reliëfs voorstellende de apostel Petrus en de drie Bergse heiligen: Wiro, Plechelmus en Otgerus. Deze drie dubbelbeelden – waarbij de drie apostelen van de Thaborberg en de drie ‘apostelen’ van de kerkberg van Sint Odiliënberg als een zichtbare eenheid werden bijeengebracht – kregen hun plaats op het parochiealtaar dat aan de H.Wiro was toegewijd en dat zich bevond in het midden van de scheiding tussen koor en schip. Aan de schipzijde werden de nieuwe reliëfs van de drie Bergse heiligen geplaatst en aan de koorzijde – ziende naar het daar staande hoogaltaar – de twee replica’s van de twaalfde-eeuwse reliëfs van Jacobus en Johannes, samen met de in dezelfde stijl vervaardigde afbeelding van de apostel Petrus.6

Getuige een bidprentje van het overlijden van Zuster Lucia (Elisabeth van Melick, * Melick 1867- St. Odiliënberg 1897)7 werd het H. Grafklooster toen al ‘klooster Thabor’ genoemd. Ook in de beleving van de bewoners van plaats en regio werd bovengenoemde parallel getrokken: “Wie zal ons zeggen”, roept een predikant bij het Twaalfhonderd Jubileum [1910] van het sterfjaar van de H. Wiro uit, “hoevelen de heilige berg bezochten, tot de drie mannen kwamen, Wiro, Plechelmus en Otgerus, die, evenals de Apostelen op de berg getuigen waren van ’s Heren Gedaanteverwisseling, getuigen waren van een andere transfiguratie, welke de Heer in zijn oneindige barmhartigheid bewerkte in de zielen van de zondaars op mystieke wijze door zijn heilig Lichaam en Bloed, en die van de Petrusberg een nieuwe Thabor maakte?”8

Binnen de orde van het H.Graf bestaat de traditie priorijen te vernoemen naar de H. Plaatsen, de plaatsen in het H.Land die door een bijzondere band met het leven en sterven van Jezus verbonden zijn, zoals Bethlehem, Jeruzalem, Olijfberg, Sion, H.Kruis, Calvarië, Emmaus, enz. De naam Thabor past ook in dit licht perfect in de traditie van de orde.

Tot op de dag van vandaag kan iedere bezoeker ervaren dat op de in het oog springende Kerkberg aan de Roer een sfeer van sacraliteit en eeuwenlang gebed heerst. Het is een plaats waar ietwat onttrokken aan de beperkingen van tijd en plaats, hemel en aarde elkaar even raken, zoals eens bij de Gedaanteverwisseling op de berg Thabor; een plaats die uitnodigt tot gebed en religieuze inspiratie; een plaats om Gods stem te horen, zoals die op de berg Thabor tot de door Jezus meest geliefde apostelen sprak: ‘Dit is mijn Zoon, mijn welbeminde, in wie Ik vreugde vind. Luister naar Hem”.

 

 

1 Cf J. Ratzingen / Benedictus XVI, Jezus van Nazareth, I, Lannoo Tielt, 2007, p. 285.

2 Ook in de postsynodale apostolische adhortatie, het afsluitende document van de religieuzensynode, “Vita consecrata” van paus Johannes-Paulus II, Rome 25.03.1996, wordt het godgewijde leven bezien vanuit het mysterie van de Gedaanteverandering.

3 Bericht in de Maas- en Roerbode, zaterdag 6 juli 1878

4 Twee smalle stroken van kolenzandsteen, resp. 125 en 130 cm hoog, rond 28 cm breed en 20 à 21 cm dik. De bewerking van de rugzijde leidt tot de conclusie dat zij opgesteld stonden tegen een wand of een of ander architectuuronderdeel. Een andere veronderstelling is dat zij deel uitmaakten van een altaarretabel (Von Fisenne).

Cf. Dr. J.J.M. Timmers, De kunst van het Maasland, I, De Romaanse periode. Van Gorcum Assen i.s.m. Stichting Maaslandse Monografieën, 1971, pp. 283-286 met illustraties.

5 Cf. M. Hoogesteijn, Romaans beeldhouwwerk in Utrecht en de relatie met Maastricht en Luik. Scriptie ter afsluiting van propedeusewerkgroep II. Collegejaar 1989/1990, Leiden-Amsterdam, 1990, p. 12.

6 Cf. Dr. C.A.A. Linssen, Pastoor M.A.H. Willemsen van Sint Odiliënberg 1831-1904. Een schets van leven en werken. Overdruk uit: Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg 128 (1992), 121-184, p. 158.

7 Archief Priorij Thabor. D. van Engelbertus van Melick en Cunegondis Roemen, Melick. Intrede te Bilzen, 6 jan. 1890 en eeuwige professie aldaar 22 sept. 1891. Op 18 sept. 1896 naar Sint Odiliënberg en ter plaatse overleden op 17 okt. 1897 aan tbc.

8 Cf. Dr. J.E.H. Menten, De Apostelen van den Sint Petrusberg. Feestgave bij gelegenheid van het Twaalfhonderdjarig Jubileum van den H. Wiro, te Sint Odiliënberg. Roermond, 1910, p. 22.