Inleiding en preek Mgr. Wiertz bij Plechtige Professie Zuster Veronica

bisschop

Inleiding en homilie door Mgr. F. Wiertz, Bisschop van Roermond, bij de Plechtige Geloften van Zr. Maria Veronica, Kanunnikes van het H. Graf, in de basiliek van de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus te Sint Odiliënberg op zaterdag 16 april 2016.

Inleiding

Het is feest in Priorij Thabor. Vandaag spreekt Zuster Veronica Charmuszko haar eeuwige gelofte uit als Kanunnikes van het heilig Graf.

Deze priorij sluit aan bij de Orde van het Heilig Graf, die in 1099 in Jeruzalem werd gesticht. De Orde verspreidde zich snel over Noord- en West-Europa en kwam in de 15de eeuw in het bezit van de kerk en kerkberg van Sint Odiliënberg. Vanwege turbulente tijden, maar vooral door de Franse Revolutie, kwam het kloosterleven in de verdrukking. Maar de oude monastieke traditie werd in 1888 hier op de Berg tot nieuw leven gebracht door de inspanning van pastoor Michael Willemsen. Hij stelde zijn pastorie op de kerkberg ter beschikking aan een kleine communiteit, afkomstig uit het Heilig Grafklooster in het Belgische Bilzen. Maar de zelfstandigheid verliep moeilijk. Van 1911 tot 1966 was het klooster van Sint Odiliënberg filiaal van het Heilig Grafklooster van Turnhout.

Onder de bezielende leiding van Eerwaarde Moeder Maria Matthea zaliger verwierf het klooster opnieuw autonomie, die tot op heden voortduurt.

De liefde van God voor de mensheid beantwoorden de kanunnikessen door zich gedurende de hele dag vaak tot God te wenden in liturgisch en persoonlijk gebed. En door Hem te danken voor de schepping en de instandhouding ervan en voor zijn liefde tot iedere mens afzonderlijk. In het bewustzijn dat Jezus Christus – als Zoon van God – de mensheid heeft verlost van zonde en dood, en dat God zich in Jezus aan ons heeft getoond, wilt u – zusters – Jezus’ leven, lijden, sterven en verrijzen uit de dood steeds in uw gebed overwegen en ook in het dagelijkse leven Jezus navolgen.

Evangelisch leven betekent voor u bidden námens de wereld en vóór de wereld; en naar vermogen klaar staan voor al degenen die aankloppen aan de kloosterpoort om een beroep te doen op uw hulp.

Aan de kloostergemeenschap wilt u – Zuster Veronica – zich binden en trouw beloven, uw leven lang. Zo trouw aan de Heer, zoals de Heer trouw is aan ons. Moge de genade Gods aanvullen wat ons als mensen in zwakheid ontbreekt. Belijden we daarom onze schuld.

1e Lezing: Gen. 12, 1-4a

Evangelie: Joh. 6, 60-69

7

Homilie

Het is feest hier in Priorij Thabor. De ligging van de Priorij boven op deze kerkberg doet ons ook denken aan de berg Thabor in het Noorden van het Heilig Land Israël. Deze berg is voor ons de plek van de gedaanteverandering en de verheerlijking van de Heer. Ook daar was er vreugde en feest. De verheerlijking wordt immers gezien als aankondiging van Jezus’ verrijzenis. Via de Oosters-orthodoxe Kerk werd deze feestdag ook verspreid in de Latijnse Kerk en als een feest gevierd op 6 augustus. Ook wordt elk jaar het evangelie van de Verheerlijking op de Berg voorgelezen op de 2e zondag in de veertigdagentijd. Vele iconen geven het verhaal weer en helpen ons bij het mediteren over dat bijzonder moment, waarin aarde en hemel even met elkaar versmolten. Voor die bijzondere aandacht voor de gebeurtenissen op de berg Thabor moet in het evangelie alle aanleiding te vinden zijn. De verheerlijking op de berg lijkt een momentopname. maar om de betekenis goed te begrijpen, moeten we stilstaan bij zowel de gebeurtenissen die eraan vooraf gingen als bij het vervolg ervan. Midden in de vlakte in Noord-Israël ligt daar deze berg als een reuzenmolshoop. Het kan niet anders dan dat die berg steeds een aantrekkingkracht op mensen heeft uitgeoefend. Zij konden er niet alleen genieten van een wijds uitzicht over de hele vlakte, Maar de berg was ook een plek, die hen dichter bij de hemel bracht. Op zo’n bergtop komen mensen ook eerder onder de indruk van de schoonheid van de schepping. Daar voelen ze de spontane neiging om de Schepper, om die schoonheid te bewonderen, te danken en te aanbidden. Het is dus niet zo verwonderlijk dat Jezus met enkele leerlingen deze berg bestijgt en – daar aangekomen – de tijd neemt om te bidden.

Bidden is voor ons niet altijd even gemakkelijk. Ook voor kloosterlingen niet. Voor Jezus daarentegen is het gebed een vast onderdeel van zijn dagorde. Hij kan haast niet anders dan bidden. Het is zelfs zijn eerste natuur. Hij heeft een voortdurend verlangen om zijn leven te beleven in een aaneengesloten geestelijke uitwisseling met de hemelse Vader. Jaloers hebben de apostelen vaak gezien hoe Jezus tijdens het gebed haast in extase raakte. Daarom hebben zij Hem al eens gevraagd: “Heer, leer ons ook zo te bidden?” En Jezus leert hen het Onze Vader: Zijn persoonlijk gebed, en het gebed dat alle christengelovigen met elkaar verbindt en waarin zij hun eenheid met de Heer kunnen uitdrukken en samen met Hem bidden.

koorgebed-basiliek-2 (1)

Deze kloostergemeenschap van de priorij Thabor stelt zich eveneens ten doel om zoals de berg Thabor een plek van gebed te zijn. Ze wil zich verenigen met de Heer en ook de mensenliefde van God, die in Jezus in ons midden is gekomen, overwegen en uitdragen. Ze wil die levensweg van Jezus nagaan: van geboorte tot verrijzenis en zending van de heilige Geest. Ze wil God daarvoor danken en ook ervan leren.

Kloosters dienen altijd plaatsen van gebed en aandacht voor mensen te zijn. De lofzang Gods mag nooit verstommen. Door de eeuwen heen hebben kloosterlingen daarvoor gezorgd en daarom horen kloosters bij de Kerk. Kloosters zijn ook te beschouwen als plaatsen van plaatsvervangend gebed. Uit liefde voor de niet of niet meer biddende mensen, bidt de kloosterling en dankt God om zijn barmhartigheid. Bidden is daarom ook steeds een vorm van mensenliefde en barmhartigheid. Maar de kloosterpoort is ook een plek voor werken van barmhartigheid, waar in menselijke nood voorzien wordt.

In het leven van Jezus volgt de verheerlijking op de Berg Thabor op het gesprek van Jezus met zijn leerlingen op de weg van Caesarea van Philippus. Wij kunnen de Verheerlijking niet begrijpen, zonder het verband met dat gesprek te zien. Het gesprek tussen Jezus en zijn vrienden wordt in de exegese aangeduid als de Galileïsche crisis. Die volgde op de Galileïsche lente. Daarmee wordt de eerste fase van Jezus’ openbaar leven bedoeld. Jezus wordt weliswaar met argwaan bejegend en in de synagoge van Nazareth zelfs pijnlijk afgewezen. Maar desondanks kun je bijna spreken van een zegetocht van Jezus rond het Meer van Galilea.

035 bij tekst 015

We lezen hoe Jezus na de doop in de Jordaan en na een kort verblijf in de woestijn aan het meer aan zijn openbaar leven is begonnen. Hij heeft daar op een helling de Bergrede uitgesproken, die 20 eeuwen later nog altijd als een bijzondere Waarheid geldt. Ook de mensen van toen bespeurden de oorspronkelijkheid van Jezus’ toespraak en prezen Hem als iemand die een natuurlijk gezag uitstraalde. Ze voelden hoe Jezus op een nieuwe wijze wetten uitlegde, maar ook bespeurden ze hoe Hij hun leven ter sprake bracht. Jezus sprak met een bijzonder gezag.

Grote menigten trokken daarom uit om die Blijde Boodschap te horen, zodat Hij in een bootje moest stappen om hen te kunnen toespreken. Jezus heeft zijn Blijde Boodschap verder nog onderstreept met bijzondere tekenen. Hij liet lammen lopen, blinden zien en doven horen. Met vijf broden en twee vissen voedde Hij de menigte. Maar Jezus had ook gemerkt dat het enthousiasme van de mensen maar kortstondig was. Strovuurtjes, hypes.

Natuurlijk wilden ze Hem na de wonderbare spijziging tot koning uitroepen. Zo’n broodtovenaar zou hun leven heel wat zorgelozer maken, maar dat is niet wat Jezus voor hen wil zijn.

christus koning

Als Hij dat uitlegt in de eucharistische rede uit het zesde hoofdstuk van het Johannesevangelie – dat we deze week hebben gelezen – in hun reactie: “Die taal stuit ons tegen de borst.” Ze keerden zich van Hem af en gingen weer over tot de orde van de dag. Aan een Jezus die zichzelf het ‘Brood des levens’ noemt dat elke honger stilt, hebben ze geen behoefte. Het is voor Jezus een teleurstelling. Vandaar dat Hij zijn vrienden vraagt: “Wie zeggen de mensen dat ik ben?” Hebben Jezus’ wijze woorden met de tekenen die zijn woorden vergezelden, hen niet aan het denken gezet: “Wie is deze Jezus, dat Hij dit doen kan? Wie is Hij, dat Hij zo spreken kan?” Daarom ook de vraag: “Wie zeggen jullie dat ik ben?” Eerst beginnen de leerlingen maar wat te raden: “Mozes soms of Elia of één van de profeten.” Maar dan zegt Petrus: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Waarop Jezus het antwoord bevestigt. Maar de verwachting van Petrus worden onmiddellijk door Jezus getemperd en gecorrigeerd. Jezus wil geen koning zijn volgens de verwachting van Petrus, geen koning te paard met een aards rijk. Jezus legt uit dat Hem afwijzing te wachten staat en zelfs een terechtstelling. Maar Hij kiest liever de afwijzing dan de populariteit van een broodtovenaar. Liever de afwijzing dan een populistische redenaar te worden. Zijn taak is het om de hemelse Vader te dienen en Zijn wil te doen, met de inzet van heel zijn leven tot in de dood.

Het kan niet anders dan dat de leerlingen teleurgesteld zijn na de aankondiging van het lijden. Verontwaardigd roept Petrus Jezus terecht. Maar Jezus heeft voor hem geen ander nieuws dan dat Hem afwijzing wacht. Tegelijkertijd begrijpt Jezus de teleurstelling van zijn vrienden. Daarom wil Hij hen bemoedigen en neemt hen mee de berg op. Daar toont Hij hen zijn heerlijkheid.

thabor.schilderijJezus wilde niet dat de apostelen door de aankondiging van Zijn lijden in totale verwarring zouden raken. Hij wilde bewerken dat de apostelen in dat pijnlijke gebeuren van lijden en dood de daarop volgende verheerlijking voor ogen zouden houden. Hij wilde dat ze Hem zouden blijven zien als de verheerlijkte Zoon van de hemelse Vader. Jezus wilde bewerken dat in het uur van de grote beproeving de leerlingen toch hoopvol zouden blijven, vanwege de nieuwe werkelijkheid die na zijn kruisdood zal aanbreken.

In de prefatie van de feestdag van de Verheerlijking op 6 augustus bidden wij: “Want de ergernis van het Kruis mocht de leerlingen niet doen twijfelen en hun geloof niet doen wankelen.” En de prefatie van de tweede zondag in de vastentijd leert ons: “Zo moest blijken, dat lijden en sterven voert tot de heerlijkheid van de verrijzenis.” Jezus wil hen duidelijk maken dat in Jeruzalem niet alleen een terechtstelling zal plaats vinden. Maar dat de totale overgave in de kruisdood de opstap is naar de verrijzenis. Naar de overwinning op de dood en naar de vergeving van de zonden. Daar wordt het Godsrijk werkelijkheid. Jeruzalem is de plaats waar de aarde weer met de hemel verzoend zal worden. Daarvoor is God in Jezus mens geworden. Tot die verzoening met God waren wij, mensen, niet in staat. Daartoe was de totale overgave in de kruisdood van Jezus nodig en de opstanding is het teken van de overwinning.

12

U vormt samen de priorij van Kanunnikessen van het heilig Graf. Het heilig Graf wordt op de Berg reeds geduid door de verheerlijking. En we weten dat deze duiding van het heilig Graf waarheid geworden is in de gebeurtenissen die volgden op de graflegging. Hij verscheen in hemelse Heerlijkheid aan zijn vrienden en brak met hen het Brood. Tenslotte liet Hij zijn Geest over hen neerdalen.

De Verheerlijking is een indrukwekkende gebeurtenis. De apostelen zijn volledig overweldigd. “Laten wij hier drie tenten bouwen,” roept Petrus enthousiast uit. “Dit moet altijd zo blijven. Deze ervaring van zaligheid mag niet meer ophouden!” Deze ervaring van zaligheid is wat in de Bergrede al door Jezus wordt aangeduid in de zaligsprekingen. Het is moeilijk vertaalbaar, want het verwoordt het hemelse geluk, waarvoor we geen woorden hebben. Die ervaring van zaligheid veronderstelt steeds de trouw aan de Heer zoals Hij trouw is geweest aan ons.

Toen de menigte zich in het evangelie van Jezus afkeerde, vroeg Jezus aan zijn vrienden: “Willen jullie soms ook gaan?” Maar Petrus antwoordde: “Heer, naar wie zouden wij gaan?” Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven en wij geloven en weten dat Gij de Heilige Gods zijt. Jezus is onze zaligheid.

Elke kloosterling die intreedt, moet de worsteling aangaan die Petrus ondergaat. Er kan zoveel zijn, dat ons probeert weg te trekken bij de Heer vandaan. Opmerkelijk is dat de Heer dan niet claimt, geen beslag legt op onze vrije wil, maar daarentegen een verlangen in ons wakker roept: “Heer, naar wie zouden wij anders gaan dan naar U.”

Graag wens ik u – Zuster Veronica – toe dat u hier in de priorij Thabor iets van die hemelse zaligheid mag ervaren, zoals de apostelen deze ervoeren op de berg Thabor. Ik wens u toe dat u zich gedragen kunt voelen door de liefde van de Heer, die zich als de Verheerlijkte ook in uw leven wil openbaren. Dat u altijd weet dat de Heer trouw is en dat er geen beproevingen zijn die de Heer niet met u mee wil dragen. Hijs is immers trouw. Hij is de Verrezene. Ik wens u toe dat u en uw medezusters aan de mensen die het klooster bezoeken of met u in gesprek gaan, iets kunt overdragen van de vreugde van de Thabor, die ons bemoedigt en ons altijd doet hopen dat na dagelijks leven, met zijn pijnen en teleurstellingen, ons eens de verrijzenis wacht. Dat u daarom in de worstelingen die niemand bespaard blijven, altijd kunt zeggen: “Heer naar wie zou ik anders gaan dan naar U.”

Amen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *